II. Geschiedenis van het ambacht
De beschrijving van de geschiedenis van het ambacht bestaat uit de volgende delen:
- de geschiedenis tot begin twintigste eeuw;
- de verandering van het ambacht stroopstoken;
- het kleinschalig, ambachtelijk stoken vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw (ook het verhaal van Pierre Deckers, één van de laatste ambachtelijke loonstokers) en meer specifiek over het ontstaan van een nieuwe groep ambachtelijke stroopstokers;
- het industrieel stoken;
De geschiedenis van het stroopstoken tot begin 20ste eeuw
Ambachtelijke stroopproductie gebeurt als huisnijverheid al vanaf de 16de eeuw in Zuid- en Midden-Limburg en de aanpalende grensgebieden: het Duitse Rijnland, het Luikse Land van Herve en Belgisch Limburg inclusief de Voerstreek. In deze hele streek was fruitteelt een belangrijke nevenactiviteit van het boerenbedrijf. Voor kleine boeren en landlieden was stroopstoken een methode om overtollig fruit van hoogstambomen te conserveren voor de winterperiode voor hun eigen huishouden.
Tot in de eerste helft van de 18de eeuw gebeurde het stroopstoken op de boerderij en voor eigen gebruik: de thuisstokers. Het werd als nevenberoep uitgeoefend.
…
Medio 18de eeuw gingen sommige stokers op grotere schaal stoken, dus niet alleen voor eigen gebruik. Dat kwam mede door de sterke groei van de bevolking en de hierdoor toenemende vraag. Deze zogenaamde loonstokers waren er in bijna ieder dorp. Ze produceerden gedurende een beperkte tijd: van oktober tot en met december. De loonstokers werden uitbetaald naar de hoeveelheid fruit, die ze verwerkten.
In de Franse tijd, rond 1800, werd door Napoleon de teelt van suikerbieten geïntroduceerd. In het Rijnland werd de suikerbiet al vrij snel als grondstof voor de stroop gebruikt. Niet veel later ging men ook in onze gebieden suikerbieten gebruiken. Het aandeel hoogstamfruit in het stookproces nam hierdoor af. Het gebruik van suikerbieten had nauwelijks invloed op het productieproces.
Einde 19de, begin 20ste eeuw kwamen er door de sterk toenemende vraag stroopfabrieken met fabricage op grote schaal. De ambachtelijke productie liep snel terug. Door de sterke industrialisering en urbanisering én de introductie van laagstamfruitbomen verdwenen geleidelijk veel traditionele fruitboomgaarden. Veel lokale fruitsoorten waren gedoemd te verdwijnen. Rond de Tweede Wereldoorlog was in Zuid-Limburg nog maar een tiental ambachtelijke stokers.
Het kleinschalig, ambachtelijk stoken vanaf jaren zeventig van de 20ste eeuw
Grote sociaal-maatschappelijke veranderingen
In de eerste helft van de 20ste eeuw loopt het aantal ambachtelijke stroopstokers snel terug door de industrialisering en de verstedelijking, alsook door de rationalisering van de landbouw.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw ontstonden door die grote sociaal-maatschappelijke veranderingen (zoals industrialisering en verstedelijking) een versnelling, een verzakelijking en een individualisering van de maatschappij. Begin jaren zestig was het aantal hoogstamboomgaarden sterk afgenomen als gevolg van schaalvergroting in de landbouw.
In een reactie op deze verarming en vervlakking van onze maatschappij ontstonden milieu-activistische tegenbewegingen, zoals de marxistische jongerenbewegingen in Noord-Italië. Onder aanvoering van Carlo Petrini, de grondlegger van de internationale Slow Food beweging, zetten zij in Noord-Italië de schop in de grond door simpelweg te laten zien dat er op regionaal niveau al generaties lang, met respect voor de natuur, op het hoogste niveau voedsel geproduceerd is. Niet alleen discussiëren, maar vooral praktisch laten zien, hoe het anders en beter kan: lekker, puur en eerlijk.
Pierre Deckers, einde en begin!
De laatste ambachtelijke stroopstoker, (“porsjer” in Zuid-Limburg) in de jaren zeventig van de vorige eeuw was Pierre Deckers in Banholt. Hij is de schakel tussen het einde van een tijdperk en een nieuw begin!
Vanaf de jaren zeventig en tachtig van de 20ste eeuw zijn namelijk weer enkele traditionele, ambachtelijke stroopstokers actief in de regio Zuid-Limburg. Pierre Deckers is hier de verbindende factor, het nieuwe begin van het ambacht stroopstoken in Limburg!
De redenen om dat ambacht weer op te pakken waren niet toevallig, maar hadden te maken met die sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van de jaren zeventig en tachtig van de 20ste eeuw. Het tegengaan van verval van materieel en immaterieel erfgoed, de behoefte om terug te gaan naar de natuur, maar dan praktisch en sociaal handelend. Naast het jachtige dagelijkse bestaan iets doen wat dicht bij de natuur lag dat nog iets praktisch, iets wezenlijks opleverde. Het waren en zijn bewuste keuzes voor het ambacht stroopstoken, voor de hele keten van plantgat tot pot stroop.










Slow Food Presidium Limburgse Stroop
Van hieruit is in 2010 officieel het Slow Food Presidium Limburgse Stroop ontstaan. Dit is een groep betrokken stroopstokers, die als doel hebben het product ambachtelijke stroop, het ambachtelijk stroopstoken en de traditionele en goede smaak van het product voor de toekomst te bewaren en “actief” te houden. Ze willen ook de oude fruithoogstamrassen en hoogstamboomgaarden een economisch bestaansrecht te geven en hun culturele rol in het cultuurlandschap te versterken: van plantgat tot pot stroop!
Industrieel Stroopstoken
Door de sterke bevolkingsgroei eind 19de en 20ste eeuw was een schaalvergroting en mechanisatie in de voedingsmiddelenindustrie noodzakelijk. Op diverse plaatsen is in de 20 e eeuw ook de stroopfabricage opgeschaald en zijn er moderne technieken eïntroduceerd. Houtstook werd stoken op kolen of gas. De verhitting gebeurde daarna vaker indirect via stoom en met dubbelwandige ketels.
Omstreeks 1920 waren de stroopfabriek van Visschers (Sicof) in Beek en Canisius in Schinnen overgeschakeld op stoom. De aanvoer van fruit kwam vervolgens ook uit een grotere regio, en de introductie van suikerbieten maakte aanvoer van benodigde grondstof eenvoudiger, want ook deze productie schaalde op. En zoals in alle bedrijfstakken in onze expanderende economie, met nadruk op effectiviteit, efficiency en kostenbeheersing ging dit proces steeds verder. Als voorbeeld nemen we het verhaal van Crombach Stroop die via diverse stappen uitmondt in een nog steeds authentiek en hoogwaardig product, momenteel echter in batches geproduceerd in de moderne fabrieken van Frumarco. We vertellen ook meer over Frumarco en de familie Visschers.
Van ambachtelijk naar industrieel: Crombach Stroop
Een belangrijke speler in het (her-)waarderen en produceren van authentieke Limburgse stroop is Sjang Crombach. Geboren en getogen op hoeve de Bellet trof hij daarvoor ter plaatse wel bijzonder gunstige voorwaarden aan. Maar je moet het wel zien, en toen eind jaren zestig de hoogstamboomgaarden economisch hun betekenis verloren, zag Sjang de ecologische waarde alleen maar toenemen. Hij besloot de boomgaard te behouden en om het fruit in zijn ongepolijste kwaliteit te gaan gebruiken voor de stroopfabricage.
… In eerste instantie zelf, op ambachtelijke en authentieke wijze op hoeve de Bellet, en nadien – ook in verband met de succesvolle distributie – door Sicof in Beek en daarna Frumarco in Beesel. De productiewijze werd grootschalig, de grondstoffen bleven echter afkomstig van hoogstambomen en hebben het predikaat biologisch. Sjang Crombach is op 4 december 1925 geboren op hoeve de Bellet, Cottessen-Vaals. Hij is overleden op 25 juli 1989 in het ziekenhuis te Heerlen, en heeft tot kort voor zijn overlijden op de Bellet gewoond. We respecteren Sjang in dit verband om drie redenen: de hoogstamboomgaard bij hoeve de Bellet is blijven bestaan en wordt vanaf 1992 zorgvuldig beheerd en onderhouden door Stichting Limburgs Landschap. De boomgaard is een uniek reservoir van oude ‘fruitgenen’. De hoeve zelf is behouden en wordt nog steeds bewoond door leden van de familie Crombach. De stroop productie en -distributie tot slot is door hem in handen gelegd van zijn neef René Franssen. En ook in 2023 is Crombach stroop en diksap te koop via een aantal verkooppunten! Bron © Stichting Limburgs Landschap – Ten zuidoosten van Epen ligt, tussen het Vijlenerbos en de Belgische grens, tegen natuurgebied Cottessen aan, de Belletboomgaard. Een grote hoogstamboomgaard, enkele vochtige bosjes en Geulweiden en een vakwerkboerderij met vakantie-appartementen, behoren tot het eigendom van 49 ha. Er liggen enkele open groeves zoals de Heimansgroeve en de Kampgroeve. De Geul vormt de westgrens van het gebied; de Berversbergbeek aan de zuidzijde vormt de grens tussen Bellet en Cottessen.

